Hoofdstuk 11 Printen vanaf uw computer 125
Gebruik de volgende procedures om de printinstellingen aan te passen.
Wijzigen van de instellingen in het dialoogvenster [Print]
In het dialoogvenster [Print] kunt u voordat u gaat printen instellingen aangeven zoals het type
printmateriaal, de methode van invoer en de gewenste printkwaliteit en ook het printen laten starten.
Wijzigen van de instellingen in het dialoogvenster [Page Setup]
In het dialoogvenster [Page Setup] kunt u instellingen configureren zoals het formaat van het
printmateriaal, de printrichting en vergroten/verkleinen bij het printen. Start het printen via het
dialoogvenster [Print].
Wijzigen van de instellingen in het dialoogvenster [Print]
Volg deze procedure:
1 Plaats het papier in de automatische sheetfeeder of in de cassette. (Raadpleeg
pag. 30 of 33)
2 Selecteer de papierbron met [Invoerschakelaar].
Raadpleeg pag. 29 voor meer informatie over het omschakelen van papierbron.
3 Open het document in het toepassingsprogramma en selecteer de opdracht
Printen.
Meestal is dit [Afdrukken] in het menu [Bestand] of op de werkbalk.
4 Controleer in het menu [Printer] dat verschijnt of uw machine is geselecteerd.
• Zo niet, selecteer uw machine dan in het menu [Printer] dat verschijnt.
• Selecteer [Edit Printer List] om het hulpprogramma Printer Setup te starten.
5 Selecteer de gewenste items in het menu dat verschijnt en geef de instellingen
aan.
Het dialoogvenster [Print] wijzigt met elk pop-up menu.
6 Voer één van de volgende handelingen uit.
Comments to this Manuals