64
De door u gemaakt opname kan automatisch door de camera worden
bewerkt overeenkomstig de geselecteerde parameterinstellingen (telkens
vijf niveaus voor [Contrast], [Scherpte], [Verzadiging] en [Kleurtoon]).
U kunt maximaal drie sets bewerkingsparameters instellen en opslaan.
1
Selecteer [Parameters].
¡ Selecteer tab [m].
¡ Druk op de toets <V> om
[Parameters] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
s Het scherm voor het instellen van
parameters wordt weergegeven.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer het setnummer.
¡ Druk op de toets <V> om [Set 1],
[Set 2] of [Set 3] te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
¡ De standaardparameterinstellingen
voor [Set 1], [Set 2] en [Set 3] zijn
allemaal “0” (Standaard).
4
Selecteer het in te stellen item.
¡ Druk op de toets <V> om de
gewenste instelling te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
5
Selecteer de gewenste instelling.
¡ Druk op de toets <U>-toets om het
gewenste effect te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
¡ Druk op de knop <M> om terug
te keren naar het menu.
3
De bewerkingsparameters instellen
N
Parameter Min Plus
Contrast Laag contrast Hoog contrast
Scherpte
Minder scherpe
contouren
Scherpere
contouren
Verzadiging
Lage verzadiging
Hoge verzadiging
Kleurtoon
Roodachtige
huidskleur
Geelachtige
huidskleur
Comments to this Manuals